Emissiefactoren worden vastgesteld door het overlegorgaan GCN/ GDN, een samenwerking onder supervisie van het RIVM tussen verscheidende ministeries, PBL, TNO en RWS. Deze emissiefactoren worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de laatste inzichten en medio maart gepubliceerd, conform artikel 66 uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit. Emissiefactoren worden toegepast in de ontwikkeling en monitoring van milieu- en luchtkwaliteitsbeleid op landelijk, regionaal en gemeentelijk niveau. Gemeenten zijn verplicht gebruik te maken van die gegevens om lokale berekeningen uit te voeren.
Voorafgaand aan de introductie van een nieuwe Euroklasse maakt TNO inschattingen voor de te verwachten emissies voor alle voertuigcategorieën. Aangezien voorafgaand aan de introductie weinig tot geen voertuigen op de markt beschikbaar zijn, kunnen deze emissiefactoren niet worden bepaald op basis van emissiemetingen. Daarom geschiedt dit in eerste instantie op basis van verschillende kennisbronnen zoals lessen uit het verleden, expertinschattingen, literatuur en eventueel metingen aan prototypes. Zodra de emissienorm van kracht is en voertuigen op de markt komen, verricht TNO emissietesten op verschillende voertuigen. Op basis van de resultaten van deze metingen worden de te hanteren emissiefactoren berekend. Hierdoor zijn emissiefactoren voor verschillende Euroklassen door de jaren heen gewijzigd en bijgesteld op basis van de meest recente inzichten.
De in de meetprogramma’s van TNO geconstateerde hoge NOx-praktijkemissies van met name Euro 5 en 6 dieselvoertuigen zijn en worden steeds volledig meegenomen in de bepaling van de Nederlandse emissiefactoren.
Naast de bepaling van emissiefactoren voert TNO nog een reeks andere onderzoeken uit ten behoeve van de Nederlandse emissieregistratie. Daarbij gaat het om onderzoeken naar onder andere de vlootsamenstelling en de in- en uitstroom van voertuigen, veranderingen in het rijgedrag, en specifieke emissie-aspecten.