Satellietinstrument OMI voor 100.000ste keer om de aarde

Thema:
Aardobservatie
Ruimtevaart en wetenschappelijke instrumentatie
4 mei 2023

Deze week bereikt het Ozone Monitoring Instrument (OMI) een mijlpaal: 100.000 rondjes om de aarde. Dit is extra speciaal omdat het meetinstrument oorspronkelijk ontworpen is voor een missie van 6 jaar na de lancering in 2004. Inmiddels meet OMI al meer dan 18 jaar de uitstoot in de atmosfeer en het gat in ozonlaag, wat veel bruikbare data heeft opgeleverd. Daarmee kon TNO bijvoorbeeld effecten van strenger luchtkwaliteit beleid in Europese landen meten.

‘Er is met OMI pionierswerk gedaan op het gebied van emissies meten uit de ruimte. Eigenlijk is OMI de “vader” van het werk wat nu doen met TROPOMI. En de “grootvader” van wat we met het toekomstige TANGO instrument weer naar een volgend niveau gaan brengen. OMI vormt hiermee een belangrijke bouwsteen voor ons onderzoek naar de monitoring van het klimaat en luchtverontreiniging.'

Anton Leemhuis

Hoofd Aardobservatie TNO

Beeld II OMI-high res
Illustratie NASA-satelliet met Ozone Monitoring Instrument (OMI). Bron: NASA/KNMI.

Nederlands-Finse samenwerking

OMI detecteert onder andere ozon, stikstofdioxide en aërosolen (kleine stofdeeltjes zoals zand en roet) in de onderste vijf kilometer van de atmosfeer. Het instrument is ontwikkeld door Nederland en Finland. OMI is gebouwd door Airbus Defense and Space Netherlands en TNO, waarbij TNO verantwoordelijk was voor het ontwerp en de realisatie van essentiële optische systemen die het hart van het instrument vormen. Het project staat onder wetenschappelijke leiding van het KNMI waarbij samengewerkt wordt met wetenschappers van NASA en het Fins Meteorologisch Instituut (FMI).

18 jaar aan metingen

Tijdens de 100.000 rondjes om de aarde heeft OMI zo’n 9 miljard metingen verricht. De afstand die OMI heeft afgelegd komt overeen met bijna 30 keer de afstand van de aarde tot de zon. De OMI-metingen worden gebruikt door wetenschappers over de hele wereld. OMI wordt bijvoorbeeld gebruikt om het ozongat boven de zuidpool te monitoren. Ook wordt OMI gebruik om de luchtkwaliteit in Europa te meten.

Emissies meten

TNO gebruikte bijvoorbeeld de data van OMI om voor verschillende Europese landen te meten of de effecten van strenger beleid op luchtkwaliteit zichtbaar zijn. Hierbij is gekeken naar de stof zwaveldioxide die vrijkomt in de scheepvaart, raffinaderijen en industrie. Onderzoek van TNO vergeleek gerapporteerde emissie over de periode 2005-2015 met metingen van OMI. Hierin kwam naar voren dat in sommige landen emissies inderdaad omlaag gingen door strenger beleid, maar dat in sommige landen emissies hoog bleven ondanks gerapporteerde reductie. Dit soort beelden helpen met het geven van een onafhankelijk toets op beleid.

Volgende generatie meetinstrumenten

OMI heeft de basis gelegd voor volgende generatie meetinstrumenten die in Nederland zijn ontwikkeld in samenwerking met partners zoals Airbus Defense & Space Netherlands, KNMI en SRON. Tropomi, de opvolger van OMI, is in 2017 gelanceerd en bouwt voort op het succes van OMI. Tropomi heeft een hogere nauwkeurigheid en kan meer gassen meten waaronder het broeikasgas methaan. Inmiddels wordt ook al gewerkt aan de volgende missie, TANGO. Deze missie is bedoelt om onafhankelijk verificatie van emissie ten behoeve van het klimaat akkoord van Parijs te steunen. Deze missie gaat tal van nieuwe mogelijkheid bieden, zoal het meten van CO2, het meten in ruimtelijk detail van slechts honderden meters, en het meten van emissies installatieniveau op slechts honderden – zaken die met TROPOMI en OMI niet mogelijk zijn.

Het OMI project wordt gefinancierd door het Netherlands Space Office, met bijdragen van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

header image (1)

Het ozongat boven de zuidpool op 1 oktober 2006 gemeten door OMI. Het ozongat in 2006 was het grootste tot nu toe gemeten, met een gemiddelde oppervlakte van 26 miljoen vierkante kilometer (ongeveer 625 keer de oppervlakte van Nederland). Bron: NASA/KNMI.