Nederlandse satelliet onthult veel grotere methaanuitstoot Australische kolenmijnen dan verwacht op basis van landelijke rapportage
Een Nederlandse groep wetenschappers heeft ruimte-instrument TROPOMI gebruikt om methaanemissies te berekenen van zes Australische kolenmijnen. Samen leveren ze 7% van de landelijke kolenproductie, maar ze blijken ongeveer 55% uit te stoten van wat Australië opgeeft voor hun totale methaanuitstoot uit kolenmijnen.
Australië staat in de mondiale top-5 van kolenproducerende landen. Het geeft ongeveer een miljoen ton methaanuitstoot op voor zijn kolenmijnen. ‘Het is moeilijk te geloven dat 7% van de kolenproductie verantwoordelijk is voor 55% van de methaanemissies van kolenmijnen,’ zegt prof. Ilse Aben (SRON/VU), die de onderzoeksgroep leidt. ‘Dus in werkelijkheid is de uitstoot van Australische kolenmijnen waarschijnlijk veel hoger dan gerapporteerd. En nog belangrijker is dat we nu weten welke mijnen zulke grote uitstoters zijn, zodat we onze inspanningen beter kunnen richten op het beperken ervan.’

TROPOMI methaanobservaties op twee verschillende dagen laten duidelijk drie kolenmijnlocaties zien. De bovenste is de bovengrondse mijn, terwijl de andere locaties bestaan uit ondergrondse mijnen. Boven: Hail Creek. Midden: Broadmeadow, Moranbah North en Grosvenor. Onder: Grasstree en Oaky North.
Het onderzoeksteam bestudeerde vijf ondergrondse mijnen en één bovengrondse mijn. Vooral de uitstoot van de bovengrondse mijn—Hail Creek—springt eruit. Het is één van de 73 bovengrondse mijnen in Australië, maar neemt 88% van de totale opgegeven emissie van bovengrondse mijnen voor zijn rekening. Eerste auteur Pankaj Sadavarte (SRON/TNO): ‘De opvallendste bevinding is dat de uitstoot van de bovengrondse mijn zoveel hoger is dan verwacht, en veruit de grootste is die we zien in de TROPOMI-data over het kolenmijngebied in Queensland. In zijn eentje is Hail Creek verantwoordelijk voor 40% van de uitstoot van alle zes bestudeerde mijnen samen. Terwijl algemeen wordt aangenomen dat bovengrondse mijnen veel minder methaan uitstoten dan ondergrondse mijnen. En om eerlijk te zijn begrijpen we nog steeds niet waarom deze mijn zoveel methaan uitstoot.’
Mondiale impact van methaan
Methaanreductie wordt gezien als cruciale stap om klimaatverandering te vertragen op de korte termijn. Recent hebben op initiatief van de VS en de EU ruim honderd landen de Global Methane Pledge ondertekend op de COP26 in Glasgow, om in 2030 de methaanuitstoot terug te hebben gebracht met 30% ten opzichte van 2020. Een paar belangrijke methaanuitstotende landen, waaronder Australië, hebben deze toezegging niet ondertekend.
TROPOMI
Het TROPOspheric Monitoring Instrument (TROPOMI) is het enige instrument aan boord van de Europese Copernicus Sentinel-5 Precursor satelliet. TROPOMI is een samenwerking tussen Airbus DSNL, KNMI, SRON en TNO, in opdracht van het NSO en ESA. Airbus DS NL was hoofdaannemer voor het ontwerp en de bouw van het instrument. TNO was verantwoordelijk voor het optische ontwerp en de fabricage van belangrijke optische subsystemen. De wetenschappelijke leiding is in handen van het KNMI en SRON. TROPOMI is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerie van OCW en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
TNO Space & Scientific Instrumentation
TNO is actief op het gebied van het gebruik van satellietgegevens, onder andere met een belangrijke focus op de gegevens van TROPOMI en het methaanproduct. We doen dit op basis van expertise in de volledige keten van methaanemissies, de verspreiding ervan in de atmosfeer, metingen van emissies (op de grond en in de ruimte), en advieswerk over mitigatie (bijv. beleidsstudies, kosten/impactanalyse en emissieverificatiecampagne). Satellietinstrumenten worden een steeds belangrijker onderdeel van deze activiteitenportefeuille dankzij hun mogelijkheid om wereldwijde en onafhankelijke gegevens over emissies te verstrekken.
De openbare datasets van TROPOMI bieden hiervoor vandaag de dag unieke mogelijkheden. TNO werkt voortdurend aan nieuwe innovaties om deze mogelijkheden te vergroten, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van het TANGO-missieconcept, een voorstel voor een nieuwe satellietmissie die ons in staat zal stellen veel meer en veel kleinere bronnen te observeren.
Neem contact met ons op
Laat je verder inspireren
TNO-blik op 2030: Grip op klimaatverandering vanuit de ruimte
Broeikasgasuitstoot is een belangrijke oorzak van klimaatverandering en moet daarom snel worden teruggedrongen. En dat is niet makkelijk, want het blijkt lastig om de grootste vervuilers met zekerheid aan te wijzen. TNO werkt aan nieuwe satelliettechnologie die dat wél mogelijk maakt.


Aardobservatie: onze planeet in beeld
Met satellieten voor aardobservatie brengen we onze planeet in beeld. TNO kent een lange geschiedenis in ontwikkelen van instrumenten die onze planeet bekijken.
SmallCAT lasercommunicatiesysteem geleverd voor integratie in Noors ruimtevaartuig NORSAT-TD
SmallCAT gebruikt nieuwe optische communicatietechnologie om via satellieten informatie naar de aarde te verzenden. Deze technologie, die werkt met onzichtbare lichtsignalen, maakt veel snellere gegevensoverdracht mogelijk dan de radiofrequenties die momenteel overal voor communicatie worden gebruikt.


Data succesvol verstuurd via lasercommunicatie tussen optische grondstations over 10 km afstand
Geslaagde veldproef met optische lasercommunicatieverbinding over 10 km. Bij laser-satellietcommunicatie wordt gebruik gemaakt van satellieten die informatie verzenden naar de aarde in de vorm van onzichtbare lichtsignalen.


Aardobservatie biedt duidelijkheid in stikstofprobleem
TNO is bezig met de ontwikkeling van een satellietinstrument dat voor het eerst de uitstoot en verspreiding van ammoniak nauwkeurig kan meten. Ammoniak is verantwoordelijk voor het grootste deel van Nederlandse stikstofemissie en -depositie. De satelliet kan in 2025 operationeel zijn. Deze innovatie kan bijdragen aan de verfijning van metingen van stikstof. Door satellietinformatie toe te voegen aan het huidige meet- en rekensysteem, kunnen emissies direct bij de bron worden gemeten en kan beter gemonitord worden wat het effect is van de maatregelen om de stikstofdepositie te verlagen. Zo kunnen op termijn kosten worden bespaard.