Tjark Tjin-A-Tsoi: Versnellen van innovatie in het mkb is urgent

Thema:
Gezonde samenleving
19 november 2025

Mario Draghi heeft met zijn rapport The future of European competitiveness voor een wake-up call gezorgd. Hij zet helder uiteen dat de Europese economie onder toenemende druk staat van elkaar versterkende uitdagingen, zoals het veranderende geopolitieke speelveld, de achterblijvende arbeidsproductiviteit, de klimaat- en verduurzamingsopgave en de vergrijzing. Daarbij wijst Draghi op een innovatieachterstand van Europa, in het bijzonder ten opzichte van de VS en China. Het concurrentievermogen van Nederland en Europa hangt af van de mate waarin wij erin slagen om structureel innovatie, productiviteitsgroei en duurzame ontwikkeling te realiseren. Dit vereist het versterken van de mechanismen die aanpassing en vernieuwing van de economie mogelijk maken, via R&D en veel snellere adoptie en grootschalige toepassing van innovatie die de arbeidsproductiviteit verhoogt, ook in het mkb. Human centric innovatie en samenwerking in onderzoek & innovatie in ecosystemen kan dit ondersteunen.

Nederland kan het zich niet permitteren om verder achterop te raken

Arbeidsproductiviteitsgroei is een belangrijke voorwaarde voor de toekomstige creatie van welvaart en welzijn in Nederland, zelfs als de beroepsbevolking toeneemt. Een groei van de arbeidsproductiviteit draagt niet alleen bij aan een gezonde economie en een sterkere concurrentiekracht van (mkb-)bedrijven. Het helpt ook om publieke voorzieningen op peil te houden, ons sociale stelsel te behouden en om maatschappelijke transities te realiseren. Arbeidsproductiviteit speelt hierdoor een sleutelrol in het draaiende houden van de maatschappij en het bevorderen van brede welvaart.

Nederland loopt echter achter in zowel de uitgaven aan R&D als arbeidsproductiviteitsgroei. Dit is zorgelijk, omdat er een duidelijke relatie is tussen R&D, innovatie en adoptie, arbeidsproductiviteitsgroei en de concurrentiekracht van Nederland. Investeringen in R&D dragen bij aan nieuwe kennis en technologie en vormen daarmee de basis voor innovatie – oftewel succesvolle introductie en toepassing van nieuwe producten, diensten, processen en werkwijzen. R&D en innovatie zijn daarmee ook het fundament voor de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten en bedrijvigheid. Door de vergrijzing neemt het belang van innovatie die de productiviteit verhoogt nog sterker toe. De komende decennia neemt het aantal werkenden in verhouding tot de niet-beroepsbevolking immers af. En naast de aanhoudende arbeidsmarktkrapte, neemt de internationale concurrentie om personeel met geschikte kennis en vaardigheden toe.

Nederland moet het vernieuwings- en investeringsklimaat verbeteren

Nederland heeft een achterstand in R&D-uitgaven ten opzichte van andere landen. Daar waar buurlanden, zoals Denemarken, Duitsland en België, de doelstelling halen om 3% van het bbp uit te geven aan R&D, haalt Nederland deze ‘Lissabon norm’ al decennia niet. De overheidsuitgaven lopen als percentage van het BBP nog redelijk in de pas met buurlanden. Het zijn de relatief lage private R&D-uitgaven die aan onze achterstand in R&D-uitgaven ten grondslag liggen.

De verklaring voor de relatief lage R&D-uitgaven wordt regelmatig gezocht in de sectorstructuur van onze economie. Nederland heeft een relatief grote dienstensector en wereldwijd liggen R&D-uitgaven in de meeste dienstensectoren lager dan in de industrie. Dit belicht echter slechts één kant van de relatie tussen bedrijvigheid en R&D-uitgaven. R&D investeringen kunnen immers ook de sectorstructuur veranderen. Indien Nederland meer investeert in R&D in de industrie en dit valoriseert in een krachtige keten van start- en scale-ups, dan zou de industrie een groter aandeel van onze economie uitmaken. En die relatief grotere industriesector kan dan vervolgens weer leiden tot nieuwe rondes met hogere R&D-investeringen, een vliegwieleffect. Dat onze sectorstructuur maar een deel van de verklaring biedt voor de achtstand in R&D-uitgaven, blijkt ook uit het feit dat Nederland, binnen dezelfde sectoren, systematisch minder aan R&D uitgeeft dan andere landen.

Naast de achterblijvende R&D-uitgaven, is het R&D-landschap in Nederland smaller geworden. R&D-uitgaven zijn steeds meer geconcentreerd in enkele grote bedrijven, in specifieke sectoren en ketens (in het bijzonder de machine-industrie en ketens rond ASML). Deze concentratie maakt de Nederlandse kenniseconomie kwetsbaar. Het is zaak om de R&D-intensiteit te verhogen in een bredere bedrijfspopulatie, en daarbij het innovatiepotentieel aan te boren in een groter deel van de Nederlandse economie.

Concentratie van R&D in een relatief klein aantal grote bedrijven is overigens een wereldwijd fenomeen. Dit is geen toeval, want grootbedrijven hebben nu eenmaal de middelen om substantiële investeringen in onderzoek en ontwikkeling te doen, beschikken over de schaal om deze investeringen terug te verdienen, en kunnen risico's spreiden over een bredere portefeuille.

Overigens is R&D steeds minder afhankelijk van de herinvestering van winst door grote bedrijven en van de overheid (universiteiten). Sinds de opkomst van venture capital wordt internationaal een aanzienlijk deel van de R&D-investeringen door institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen en door particulieren gefinancierd. Vrijwel alle bedrijven die nu veel in R&D investeren zijn in hun startup- en groeifase gefinancierd vanuit venture capital, zoals Google, Apple en Amazon. Belangrijk is verder dat grote bedrijven die nu veel investeren in R&D, relatief vaak bedrijven in nieuwe (digitale) bedrijfstakken zijn die een competitieve positie in de economie hebben verworven, zoals bijvoorbeeld ASML, Amazon, Apple, Microsoft en Tesla. Juist de keten van start- en scale-ups is hiervoor belangrijk, aangezien hieruit nieuwe bedrijvigheid en nieuwe waardeketens van bedrijven ontstaan. Die later kunnen uitgroeien tot grote bedrijven die veel investeren in R&D.

Van alle private R&D-uitgaven in Nederland in 2022 kwam 68 procent vanuit grote bedrijven (meer dan 250 werknemers) en 32 procent vanuit het mkb. Dit aandeel van het mkb is in een periode van bijna tien jaar stabiel gebleven. De industrie vertegenwoordigt ongeveer 50 procent van alle private R&D-uitgaven in Nederland. Hier draagt het mkb relatief weinig aan bij, met een aandeel van 19 procent. De dominantie van grootbedrijven is in het bijzonder terug te zien in de onderliggende industrietakken: elektrotechnische industrie (18 procent mkb) en chemische industrie (25 procent mkb). En voor de machine-industrie weten we dat ASML alleen al 70 procent van de R&D-uitgaven in die sector uitmaakt.

Onze TNO analyse wijst echter ook uit dat drie dienstensectoren in Nederland zich onderscheiden met zowel substantiële R&D-uitgaven als een bovengemiddeld mkb-aandeel. Dit zijn: specialistische zakelijke diensten (met in 2022 een mkb-aandeel van 54 procent in €2.539 miljoen aan R&D-uitgaven), informatie & communicatie (met een mkb-aandeel van 49 procent in €2.053 miljoen aan R&D-uitgaven) en groot- en detailhandel (met een mkb-aandeel van 63 procent in €747 miljoen aan R&D-uitgaven). Samen vertegenwoordigen deze drie sectoren €2.715 miljoen aan R&D-uitgaven vanuit het mkb. Dit is ongeveer 57 procent van de totale R&D-uitgaven door het mkb in Nederland. Waarschijnlijk zit in deze drie dienstensectoren ook het grootste potentieel om de benodigde groei in R&D-uitgaven vanuit het mkb te realiseren.

Start-ups, scale-ups en innovatief mkb cruciaal voor innovatiekracht van Nederland

Start-, scale-ups en innovatief mkb voeden Nederlandse onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Innovatieve mkb’ers vormen een belangrijke randvoorwaarde voor het aantrekken en behouden van grootbedrijven die veel investeren in R&D. Radicale innovatie komt steeds vaker van buiten de grootbedrijven en de academie, via startups en nieuwe – aanvankelijk mkb – bedrijven. Start- en scale-ups vormen hierdoor een motor achter innovatie, investeren effectiever in R&D, zijn productiever en spelen een belangrijke rol in het versterken van de toekomstige concurrentiekracht van een land.

Een dynamisch mkb-, start- en scale-up-landschap is daarom essentieel voor de vernieuwingskracht van Nederland. Voor het behalen van de 3%-doelstelling in 2030 betekent dit dat het grootbedrijf in nauwere verbondenheid met het mkb uitvoering moet geven aan het actieplan om de R&D-intensiteit in Nederland te verhogen. Alleen zo kunnen we de innovatieachterstand inlopen en toewerken naar een weerbare, concurrerende en toekomstbestendige economie die ons welvaart en welzijn levert binnen de kaders van alle grote maatschappelijke opgaven, transities en transformaties.

tjark quote

"Lagere focus op experimentele ontwikkeling maakt dat Nederland moeite heeft om de kennis vanuit fundamenteel en toegepast onderzoek om te zetten in nieuwe producten en processen."

Tjark Tjin-A-Tsoi

CEO TNO

Kernproblemen

De volgende kernproblemen belemmeren de intensivering van onze R&D:

  • Hoge energieprijzen. Hoge energieprijzen vormen een obstakel voor groei, met name in de energie-intensieve industrie. Zo ziet ongeveer de helft van de bedrijven in Europa de hoge energiekosten als een belangrijke belemmering om te investeren. De onzekerheid ten aanzien van investeringen neemt verder toe door de volatiliteit in de energieprijzen.
  • Regelgeving en route to market. Excessieve regelgeving, onze compliancecultuur en beperkte fiscale voordelen, bemoeilijken het starten of bijstaan van Nederlandse startups. Hierdoor is de Nederlandse technologiepositie minder aantrekkelijk voor ondernemers, werknemers en investeerders. En neemt de interesse in activiteiten met risico (startups) in het gehele ecosysteem af. Daarnaast zien we uitdagingen in een soepele route to market binnen de bestaande infrastructuur en het Nederlandse ecosysteem.
  • Kapitaal. Een van de grootste problemen waar startups tegenaan lopen in hun scale-up ambities, is een tekort aan (risico-)kapitaal. In Nederland lukt het 70 procent van de techbedrijven niet om voorbij de pre-seed (€100k - €1m) en seed (€1 - €4m) ronde te komen. Een deel van de hindernis zit in de beperkte toegang tot groeikapitaal. In Nederland blijven investeringen in venture capital als percentage van het bbp achter. Met name in vergelijking met grote geïndustrialiseerde landen, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast gaat ten opzichte van andere landen een groot deel van de totale venture capital investeringen naar startups en overige early stage bedrijven, en een relatief klein deel naar latere stage ventures. Tot slot spelen institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, een minder grote rol in de financiering van innovatie dan in andere landen. Slechts 15 procent van de investeringen in latere financieringsrondes komt van Nederlandse investeerders. Dit wijst op een tekort aan lokaal groeikapitaal – en daarmee een afhankelijkheid van buitenlandse geldschieters.
  • Congestie. Verschillende vormen van congestie vormen een barrière voor intensivering van onze R&D. Netcongestie belemmert bijvoorbeeld de aansluiting van nieuwe bedrijven, uitbreiding van de productie en de overgang naar elektrische processen of duurzame energie. Maar congestie speelt bijvoorbeeld ook op het gebied van onze (technische) infrastructuur en woningbouw.
  • Talent. Ook het tekort aan talent, vooral in de techsector, met een hoge vacaturegraad, moeilijk vervulbare posities en internationaal gezien een minder aantrekkelijk waarderingsbeleid is een kernprobleem. Dit vraagt om investeringen in het ontwikkelen, behouden en aantrekken van (toekomstige) medewerkers – wat betreft beloning bijvoorbeeld via de uitwerking van de plannen voor medewerkersparticipatie.

Brug slaan tussen onze kennisproductie en valorisatie

Nederland heeft te maken met een hardnekkige innovatieparadox. Er lijkt voldoende kennis en ondernemerschap aanwezig te zijn, maar de vertaling naar brede, structurele opschaling van nieuwe bedrijvigheid – en daarmee ook de toepassing van nieuwe kennis en technologie die de arbeidsproductiviteit kan verhogen – blijft achter. Zeker bij het mkb en de overheid. Uit onderzoek van TNO blijkt dat twee mechanismen ons in het bijzonder parten spelen.

  • Van wetenschappelijke kennis naar toepassing. Nederland excelleert in wetenschappelijke output en de kwaliteit van publicaties. Maar dit vertaalt zich niet in een evenredig aantal patenten of nadere toepassingen. In Nederland ligt de nadruk relatief sterk op fundamenteel en toegepast onderzoek, terwijl het aandeel experimentele ontwikkeling achterblijft ten opzichte van andere landen. Die lagere focus op experimentele ontwikkeling draagt bij aan het gegeven dat Nederland moeite heeft om de kennis vanuit fundamenteel en toegepast onderzoek om te zetten in nieuwe producten en processen. Dit wijst op een kloof tussen kennisproductie en kennisvalorisatie, waarbij de kennisbasis sterk is, maar de technologische en economische toepassing achterblijven.
  • Doorgroei van startups naar scale-ups. Waar startups veelal nog investeren in de ontwikkeling van innovatieve producten of diensten, zijn scale-ups bedrijven die deze innovaties weten om te zetten in economische groei, werkgelegenheid en bredere maatschappelijke impact. Hoewel Nederland bekendstaat om zijn levendige startup-ecosysteem, zijn er signalen van afvlakking zichtbaar en blijft de doorgroei naar scale-ups reeds achter. Het aantal bedrijven dat de stap naar een grotere schaal weet te maken is beperkt. Dit blijkt onder andere uit de lage schaalratio en in vergelijking met de Verenigde Staten het relatief geringe aantal unicorns. Dit bevestigt het beeld van een ecosysteem dat moeite heeft om startups structureel door te laten groeien tot grote, impactvolle bedrijven.

De innovatieparadox vraagt om het creëren van condities waaronder radicale oplossingen en nieuwe bedrijvigheid de ruimte krijgen om te groeien binnen het Nederlandse onderzoeks- en innovatie-ecosysteem.

tjark quote

"Een dynamisch mkb-, startup- en scale-up-landschap is essentieel voor de vernieuwingskracht van Nederland. Voor het behalen van de 3%-doelstelling in 2030 betekent dit dat het grootbedrijf in nauwere verbondenheid met het mkb uitvoering moet geven aan het actieplan om de R&D-intensiteit in Nederland te verhogen."

Tjark Tjin-A-Tsoi

CEO TNO

Versnellen van adoptie en grootschalige toepassing van innovatie door mkb

Snellere adoptie en toepassing van nieuwe kennis en technologie in producten, processen en diensten door het mkb is cruciaal om het potentieel van innovaties die de arbeidsproductiviteit verhogen beter te benutten.

Je kunt bijvoorbeeld denken aan technologieën zoals robots en AI die letterlijk (fysiek en/of routinematig) werk uit handen nemen en medewerkers efficiënter of met meer focus op cognitief uitdagende en leerrijke taken laten werken. Een voorbeeld van procesinnovatie is dat digitale en AI-technologieën worden ingezet voor flexibele productie binnen fabrieken. Onder andere door het verminderen van stilstand van machines en betere productkwaliteit tot gevolg en het digitaal integreren van verschillende processen in het gehele netwerk van leveranciers, fabrikanten, distributeurs en klanten. Ook kan AI, bijvoorbeeld in de vorm van digital agents, medewerkers cognitief ondersteunen bij het leren van werktaken en werk toegankelijk maken voor mensen met een andere of lagere opleiding.

Ondanks de (potentiële) winst in arbeidsproductiviteit, landen innovaties die de arbeidsproductiviteit verhogen relatief traag in de praktijk en neemt de kloof tussen koplopers en volgers toe. Adoptie en toepassing van kennis en nieuwe technologie gaat ook niet vanzelf. Toepassing vraagt om een bepaald ‘TRL-niveau’ van de omgeving waarin de innovaties moeten landen. Zeker voor de succesvolle adoptie van digitale technologieën is het belang van investeringen in intangible assets in organisaties groot, zoals data, software en human- en organisatiekapitaal. Verschillende factoren belemmeren mkb-bedrijven dan ook bij de snelle adoptie van innovaties in de praktijk.

  • Vraag naar innovatie. Veel mkb-bedrijven hebben geen goed overzicht van welke innovaties beschikbaar zijn en hun impact. “De hoeveelheid informatie is killing”, aldus een leidinggevende bij een mkb-bouwbedrijf. Daarnaast belemmeren focus op de kortere termijn, personeelstekorten, beperkte ketensamenwerking en het feit dat opdrachtgevers en klanten niet vragen om innovatie de stap naar innovatie.
    Aanbod van innovaties. Ontwikkelde innovaties sluiten regelmatig nog niet goed genoeg aan op de specifieke organisatie- en werkprocessen van mkb-bedrijven en de skills en behoeften van hun medewerkers. De kosten van doorontwikkeling naar passend aanbod (maatwerk) zijn voor een mkb-bedrijf vaak (te) hoog.
    Adoptieproces. Tijdens het adoptieproces worden de innovatie en werkprocessen op elkaar aangepast en verwerven medewerkers de juiste skills. Het vermogen om innovaties te adopteren, is bij een deel van de mkb-bedrijven echter beperkt. Vaak vraagt dit om technologische en sociale innovatie. Een sterke leer- en innovatiecultuur is cruciaal en naast technologische kennis zijn ook medewerkers met skills op het gebied van implementatieprocessen en verandermanagement nodig (“Mensen aan boord krijgen is moeilijker dan de technologische kant van innoveren”, aldus de directeur van een mkb-bedrijf).
    Investeringsruimte. Ook is de investeringsruimte bij mkb-bedrijven, gegeven de onzekerheid over het rendement op korte en middellange termijn, vaak beperkt.

Hoe moet Nederland vooruit met de productiviteitsagenda?

Hoe verder? Ten eerste is het zaak om scherpe keuzes te maken, gegeven de oplopende schaarstes en congesties. Denk hierbij aan fysieke ruimte, netcongestie, stikstofruimte, arbeidsmarktkrapte, zoetwater die een beperkende werking hebben op het productiepotentieel in Nederland. Hoog-productieve en R&D-intensieve (industriële) bedrijven, waaronder start- en scale-ups, worden beperkt in hun groeipotentieel, terwijl laag-productieve activiteiten schaarse infrastructuur en middelen ‘bezet’ houden. Dit vormt een belangrijke barrière voor het realiseren van productiviteitsgroei en een transformatie naar meer high-end producten en diensten waar Nederland een comparatief voordeel heeft en het verschil kan maken in een toekomstbestendige economie. Inzetten op strategische, toekomstige groeimarkten betekent ook dat we de schaarse productiefactoren hiervoor vrij moeten maken. Het stimuleren van de vraag naar innovatie kan als multiplier werken om economische activiteiten en R&D-investeringen uit te lokken. Door vraaggedreven beleidsinstrumenten in te zetten, zoals aanbesteding- en inkoopbeleid of missiegedreven onderzoeks- en innovatie ecosystemen, kan de overheid ook een rol als launching customer op zich nemen.

Naast strategische keuzes en gerichte R&D-inzet, is het ten tweede cruciaal om de adoptie en grootschalige toepassing van innovatie, juist ook in mkb-bedrijven, te versnellen. Een goede manier om het aanbod van innovaties en de adoptie te verbeteren, is om in te zetten op de ontwikkeling van human centric innovatie. Deze aanpak zorgt er voor dat technologische oplossingen niet alleen zijn afgestemd op het primaire proces, de werktaken in de organisatie, maar ook op de kennis, behoeften en capaciteiten van medewerkers. Denk bijvoorbeeld aan robots en digitale technologieën die onaantrekkelijk werk overnemen of medewerkers cognitief of fysiek ondersteunen.

Human centric innovatie draagt bij aan praktisch en effectief gebruik van innovaties, de arbeidsproductiviteit en de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het werk. Goed werk is overigens geen extra luxe. Het zorgt dat medewerkers gezond en duurzaam inzetbaar blijven, en borgt hiermee ook dat de productiviteitstijging duurzaam is.

Een derde belangrijke oplossingsrichting om innovatie in het mkb te versnellen is inzetten op krachtige onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. R&D-intensieve bedrijven hebben baat bij een stevige inbedding in productieve en dynamische onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Het koppelen van structurele belemmeringen (vormen van falen) aan concrete activiteiten in deze ecosystemen, ondersteunt het ontwikkelen van gerichte en samenhangende beleidsinterventies.

Deze beleidsinterventies kunnen er voor zorgen dat voor vernieuwende bedrijven de juiste randvoorwaarden, middelen en mogelijkheden worden geboden om onder aanvaardbare risico’s te investeren in R&D en brede adoptie van innovatie en opschaling. Inzet op high-tech megaclusters is een kansrijke vorm van gerichte, thematische en missiegedreven versterking van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, met een nadrukkelijke focus op bundeling van middelen, massa, opschaling en commercialisatie en het opbouwen van control points in internationale waardeketens.

Jaarbericht Staat van het mkb 2025

Deze essay is onderdeel van het Jaarbericht Staat van het MKB 2025: Doorbraken voor het mkb - van analyse en advies naar actie. Lees het hele jaarbericht via onderstaande link.

Laat je verder inspireren

331 resultaten, getoond 1 t/m 5

Bijna 1 op de 6 werknemers heeft stressvol werk

Informatietype:
Nieuws
10 november 2025
In 2024 had 16% van de werknemers een stressvolle baan met hoge eisen en weinig vrijheid, blijkt uit cijfers van CBS en TNO.

Tijdmaker in beeld: Monique Heyneke over juridisch advies

Informatietype:
Insight
21 oktober 2025

CITC wordt onderdeel TNO: impuls voor chip packaging in Nijmegen

Informatietype:
Nieuws
20 oktober 2025

Bewijs dat leefstijl bijdraagt aan gezondheid sterk gegroeid

Informatietype:
Nieuws
15 oktober 2025

TNO’s Strategisch Plan 2026–2029: Focus, schaal en impact

Informatietype:
Insight
13 oktober 2025