Jamilja van der Meulen
- Klimaat
- Duurzaamheid
- Ketenanalyse
- Emissies
- luchtkwaliteit
Wij richten ons op tien maatschappelijke aandachtsgebieden.
TNO werkt veel samen met bedrijven, overheden en andere organisaties. Onze kennis en expertise is gericht op toepassing met en voor anderen.
We ontwikkelen kennis niet om de kennis, maar om de praktische toepassing.
TNO biedt je de kans om grensverleggend werk te doen en klanten en samenleving te helpen met innovatieve, praktische, slimme oplossingen.
Op TNO Insights lees je verdiepende interviews en artikelen. Laat je inspireren door de innovaties van TNO!
Verschillende grondstoffentrends gaan niet de goede kant op. Alhoewel de efficiëntie in het gebruik van grondstoffen is toegenomen, is het totale grondstoffengebruik sinds 2010 nauwelijks veranderd. Voor de Nederlandse consumptie is in de productieketens wereldwijd steeds meer land nodig. Zes van de zeven nationale doelen voor afval worden naar verwachting niet gehaald. En de leveringsrisico’s voor de Nederlandse economie zijn toegenomen, in het bijzonder voor kritieke metalen. Dit concludeert de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage van het PBL, waarvan o.a. TNO mede-auteur is.
De Integrale Circulaire-Economie Rapportage (ICER) geeft de stand van zaken weer van de overschakeling naar een circulaire economie in Nederland. Het bevat handreikingen voor het kabinetsbeleid voor de transitie naar een circulaire economie.
Het rapport beschrijft de acties van maatschappelijke partijen, de middelen die zij hiervoor inzetten en de interventies van de overheid. Het geeft een samenvattend beeld van het Nederlandse grondstoffengebruik en de daaraan verbonden milieudruk en sociaaleconomische effecten. De ICER zal tweejaarlijks verschijnen.
De Nederlandse overheid heeft in de achterliggende jaren met andere partijen een basis gelegd en een structuur aangebracht voor de transitie naar een circulaire economie. Daarvoor is tot nu toe vooral ingezet op brede samenwerking tussen publieke, private en maatschappelijke partijen en het stimuleren en faciliteren van circulaire initiatieven. Voorbeelden zijn kennisontwikkeling en vrijwillige afspraken, zoals het Betonakkoord en het Plastic Pact.
Daarnaast heeft het kabinet aangegeven wat de belangrijkste instrumenten zijn om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Dit betreft onder andere producentenverantwoordelijkheid, wet- en regelgeving, marktprikkels, monitoring, kennis en innovatie.
Het aantal circulaire bedrijven is nog gering, en het aandeel circulaire bedrijven in de totale Nederlandse economie is in de afgelopen jaren afgenomen. Het overgrote deel van de bedrijven met een circulaire aanpak richt zich op reparatie, recycling en hergebruik, en was hierop al actief vóórdat sprake was van een beleid voor circulaire economie. Denk aan garages en kringloopwinkels.
De huidige innovatieve bedrijven, startups, wetenschappelijk onderzoek, subsidies en projecten gericht op de circulaire economie zijn voor het grootste deel technologisch van aard en gericht op recycling. Er is minder focus op innovaties die het grondstoffengebruik radicaal efficiënter kunnen maken, nieuwe businessmodellen waarin wordt betaald voor gebruik in plaats van bezit, en vormen van financiering of beprijzing die dit kunnen ondersteunen. Hiervoor is meer aandacht nodig bij de verdere ontwikkeling van het circulaire-economiebeleid.
Gelet op de forse ambities van de overheid om in 2050 een volledig circulaire economie te hebben gerealiseerd en in 2030 als tussendoel het primaire abiotische grondstoffengebruik te hebben gehalveerd, zullen in het beleid meer ‘dwang en drang’ nodig zijn om dit waar te maken. Daarbij is te denken aan heffingen en regulering, inclusief normstelling. Milieuschade moet verrekend worden in de prijzen van producten en diensten.
Wet- en regelgeving mag circulaire initiatieven niet benadelen ten opzichte van bestaande productiepraktijken. Dit vraagt ook om actie op EU-niveau. Ook moeten het eindbeeld van een volledig circulaire economie in 2050 en het tussendoel voor 2030 concreet en specifiek gemaakt worden voor de uiteenlopende sectoren (zoals de bouw en de maakindustrie), productieketens en productgroepen. Dit is niet een zaak van één ministerie, maar vergt een kabinetsbrede aanpak waarbij ieder ministerie een eigen rol en taak heeft in een samenhangend geheel.
De ICER is tot stand gekomen in samenwerking met, en met input van, de volgende instellingen: CBS, Centrum voor Milieuwetenschappen (Universiteit Leiden), Copernicus Institute (Universiteit Utrecht), CPB, RIVM, RVO, RWS en TNO. Al deze instellingen dragen bij aan het meerjarige Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economiedat wordt geleid door het PBL. TNO draagt aan dit programma bij vanuit haar activiteiten op het gebied van impact assessment circulaire economie.
De vraag is verzonden! Je ontvangt binnenkort een bevestigingsmail.
Er is helaas iets misgegaan. Probeer het later opnieuw!
De vraag is verzonden! Je ontvangt binnenkort een bevestigingsmail.
Er is helaas iets misgegaan. Probeer het later opnieuw!
blijf op de hoogte van ons laatste nieuws, vacatures en activiteiten
Op TNO.nl maken we gebruik van cookies. De daarin opgeslagen informatie kan bij een volgend bezoek weer naar onze servers teruggestuurd worden.